Dieren

Een aantal jaren geleden was de ruïne helemaal vol gegroeid met bomen en struiken. De ruïne was toen een plek waar veel dieren zich thuis voelden. Er broedden toen wel 15 verschillende soorten vogels. Nu de ruïne voor een deel weer is hersteld is er minder plaats voor bomen en struiken. Toch zijn er nog wel wat plekken waar dieren kunnen nestelen.

Vogels
De winterkoning is een klein vogeltje met een rechtopstaand staartje. Het mannetje maakte verschillende nestjes. Eén daarvan kiest het vrouwtje uit om haar eieren in te leggen. Het nestje is een bolletje van gras en mos. Veel ruimte is er niet nodig. Een klein gat in de muur is al genoeg. Ook merels en kauwen broeden soms op het kasteel. In de gracht broeden meerkoet en waterhoen.


De Meerkoet

Een meerkoet met jongen. De ouder heeft een witte snavel en wit voorhoofd. De jongen hebben felrode kopjes. Wie goed kijkt telt vier jongen.

Vroeger zullen er zeker veel huismussen op het kasteel hebben gewoond. Op de voorburcht waren stallen voor de paarden. Mussen houden ervan om in de paardendrollen te zoeken naar zaden en insecten. En in de stallen was voldoende plek voor de mussen om er nesten te bouwen.

Aendekuulke
De heren van Horst hadden veel rechten. Ze hadden het recht van water. Alleen de heren van Horst mochten een watermolen in de Groote Molenbeek zetten. Ze hadden het recht van wind, om een windmolen te hebben. Ze hadden het recht van jacht, om te mogen jagen in de bossen. En ze hadden natuurlijk ook een eendenkooi, om wilde eenden te vangen. Lekker, zo’n vers gebraden eend. De eendenkooi bestaat nog steeds. Hij ligt in de Kasteelse Bossen en wordt Aendekuulke (‘eendenkuiltje’)  genoemd. Er zwemmen nu tamme eenden in. In de buurt ligt ook een weg, die de Eendenkooiweg heet. Het Aendekuulke ligt nu midden in de Kasteelse Bossen. Om wilde eenden te vangen werkt dat niet. Die hebben liever een waterplas in open terrein. Rond het Aendekuulke was dus zeker een grote open ruimte. Het bos is er pas later gekomen.

Hoe kun je eenden vangen in een eendenkooi? Dat is niet zo moeilijk. Eén man (de kooiker) en één hond (de kooikershond) zijn genoeg. Op de waterplas liet de kooiker een paar tamme eenden, die niet konden vliegen, rondzwemmen. Als er wilde eenden over kwamen vliegen, dachten die: hee, gezellig, nog meer eenden! En dan landden ze op de plas. Op de hoeken van de plas lagen watersloten. Daar stonden rieten matten omheen, zodat de eenden niet zagen wat er achter die matten gebeurde.  Dan ging er een hondje met een grote kwispelstaart langs de sloot lopen. De tamme eenden kenden dat en zwommen achter het hondje aan, de sloot in. En de wilde eenden gingen er achteraan. Zo kwamen de eenden steeds verder de sloot op. Ze hadden niet in de gaten dat de rietmatten steeds dichter op elkaar kwamen te staan en dat het ook aan de bovenkant dicht was. Als de wilde eenden ver genoeg de sloot waren opgezwommen, kwam de kooiker plotseling achter de rietmatten te voorschijn. De tamme eenden kenden dat en zwommen rustig terug naar de plas. Maar de wilde eenden schrokken en vlogen steeds verder de sloot op. Ze konden niet meer naar boven wegvliegen en vlogen rechtstreeks de fuik in. De kooiker hoefde ze alleen maar uit de fuik te pakken en de nek om te draaien. Tja, zo ging dat. Er was in die tijd nog geen supermarkt waar je eendenborstfilet in een pakje kon kopen.

In het Aendekuulke worden al lang geen eenden meer gevangen. Maar je kunt nog steeds wel de resten van watersloten zien op de vier hoeken van de plas.

Vleermuizen in het kasteel
Vleermuizen houden een winterslaap en verblijven dan in de kelders van kasteel Huys ter Horst weggekropen in kleine spleetjes van ’t gewelf. Hier is het altijd vochtig met een constante temperatuur tussen de 7 en 11 graden. De vleermuizen hebben de hoogst beschermde status en zijn in die periode erg kwetsbaar en gevoelig voor verstoring door het geringe energieverbruik. Vandaar de “sperperiode” van 1 oktober tot 1 april. Door steeds in die periode de “telling” uit te voeren krijgen we een goed beeld van het aantal/soorten en de gezondheid in dit verblijf.

In de zomerperiode wonen de vleermuizen overdag in boomgaten en kasten in de Kasteelse Bossen en schuilplaatsen in (oude) gebouwen. Ze trekken er in de schemering op uit om vliegende insecten te vangen. Het behoud van deze omstandigheden in de omgeving is ’s zomers van belang.

In de kelders van Kasteel Huis ter Horst overwinteren 3 soorten vleermuizen: de Watervleermuis, de Grootoorvleermuis en de Franjestaartvleermuis. Bij de laatste telling zijn er in totaal 36 vleermuizen opgenomen. Een jaar eerder waren dat er nog 22. Een mooie toename die mag wijzen op goede omstandigheden en beheer.